Statenvertaling

Job 13:5-16 Statenvertaling (SV1750)

5. Och, of gij gans stilzweegt! Dat zou ulieden voor wijsheid wezen.

6. Hoort toch mijn verdediging, en merkt op de twistingen mijner lippen.

7. Zult gij voor God onrecht spreken, en zult gij voor Hem bedriegerij spreken?

8. Zult gij Zijn aangezicht aannemen? Zult gij voor God twisten?

9. Zal het goed zijn, als Hij u zal onderzoeken? Zult gij met Hem spotten, gelijk men met een mens spot?

10. Hij zal u gewisselijk bestraffen, zo gij in het verborgene het aangezicht aanneemt.

11. Zal u niet Zijn hoogheid verschrikken, en Zijn vreze over u vallen?

12. Uw gedachtenissen zijn gelijk as, uw hoogten als hoogten van leem.

13. Houdt stil van mij, opdat ik spreke, en er ga over mij, wat het zij.

14. Waarom zou ik mijn vlees in mijn tanden nemen, en mijn ziel in mijn hand stellen?

15. Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen? Evenwel zal ik mijn wegen voor Zijn aangezicht verdedigen.

16. Ook zal Hij mij tot zaligheid zijn; maar een huichelaar zal voor Zijn aangezicht niet komen.