15. Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen? Evenwel zal ik mijn wegen voor Zijn aangezicht verdedigen.
16. Ook zal Hij mij tot zaligheid zijn; maar een huichelaar zal voor Zijn aangezicht niet komen.
17. Hoort naarstiglijk mijn rede, en mijn aanwijzing met uw oren.
18. Ziet nu, ik heb het recht ordentelijk gesteld; ik weet, dat ik rechtvaardig zal verklaard worden.
19. Wie is hij, die met mij twist? Wanneer ik nu zweeg, zo zou ik den geest geven.