Statenvertaling

Job 12:1-10 Statenvertaling (SV1750)

1. Maar Job antwoordde en zeide:

2. Trouwens, omdat gijlieden het volk zijt, zo zal de wijsheid met ulieden sterven!

3. Ik heb ook een hart even als gijlieden, ik zwicht niet voor u; en bij wien zijn niet dergelijke dingen?

4. Ik ben het, die zijn vriend een spot is, maar roepende tot God, Die hem verhoort; de rechtvaardige en oprechte is een spot.

5. Hij is een verachte fakkel, naar de mening desgenen, die gerust is; hij is gereed met den voet te struikelen.

6. De tenten der verwoesters hebben rust, en die God tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt.

7. En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven.

8. Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen.

9. Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet?

10. In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen.