1. Toen antwoordde Zofar, de Naamathiet, en zeide:
2. Zou de veelheid der woorden niet beantwoord worden, en zou een klapachtig man recht hebben?
3. Zouden uw leugenen de lieden doen zwijgen, en zoudt gij spotten, en niemand u beschamen?
4. Want gij hebt gezegd: Mijn leer is zuiver, en ik ben rein in uw ogen.