Statenvertaling

Job 11:1-10 Statenvertaling (SV1750)

1. Toen antwoordde Zofar, de Naamathiet, en zeide:

2. Zou de veelheid der woorden niet beantwoord worden, en zou een klapachtig man recht hebben?

3. Zouden uw leugenen de lieden doen zwijgen, en zoudt gij spotten, en niemand u beschamen?

4. Want gij hebt gezegd: Mijn leer is zuiver, en ik ben rein in uw ogen.

5. Maar gewisselijk, och, of God sprak, en Zijn lippen tegen u opende;

6. En u bekend maakte de verborgenheden der wijsheid, omdat zij dubbel zijn in wezen! Daarom weet, dat God voor u vergeet van uw ongerechtigheid.

7. Zult gij de onderzoeking Gods vinden? Zult gij tot de volmaaktheid toe den Almachtige vinden?

8. Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten?

9. Langer dan de aarde is haar maat, en breder dan de zee.

10. Indien Hij voorbijgaat, opdat Hij overlevere of vergadere, wie zal dan Hem afkeren?