11. Eis u een teken van den HEERE, uw God; eis beneden in de diepte, of eis boven uit de hoogte.
12. Doch Achaz zeide: Ik zal het niet eisen, en ik zal den HEERE niet verzoeken.
13. Toen zeide hij: Hoort gijlieden nu, gij, huis van David! is het ulieden te weinig, dat gij de mensen moede maakt, dat gij ook mijn God moede maakt?