Statenvertaling

Jesaja 1:3-5 Statenvertaling (SV1750)

3. Een os kent zijn bezitter, en een ezel de krib zijns heren; maar Israel heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet.

4. Wee het zondige volk, het volk van zware ongerechtigheid, het zaad der boosdoeners, de verdervende kinderen! Zij hebben den HEERE verlaten, zij hebben den Heilige Israels gelasterd, zij hebben zich vervreemd, wijkende achterwaarts.

5. Waartoe zoudt gij meer geslagen worden? Gij zoudt des afvals des te meer maken; het ganse hoofd is krank, en het ganse hart is mat.