Statenvertaling

Jeremia 5:2-8 Statenvertaling (SV1750)

2. En of zij al zeggen: Zo waarachtig als de HEERE leeft! zo zweren zij toch valselijk.

3. O HEERE! zien Uw ogen niet naar waarheid? Gij hebt hen geslagen, maar zij hebben geen pijn gevoeld; Gij hebt hen verteerd, maar zij hebben geweigerd de tucht aan te nemen; zij hebben hun aangezichten harder gemaakt dan een steenrots, zij hebben geweigerd zich te bekeren.

4. Doch ik zeide: Zekerlijk, deze zijn arm; zij handelen zottelijk, omdat zij den weg des HEEREN, het recht hun Gods niet weten.

5. Ik zal gaan tot de groten, en met hen spreken, want die weten den weg des HEEREN, het recht huns Gods; maar zij hadden te zamen het juk verbroken, en de banden verscheurd.

6. Daarom heeft hen een leeuw uit het woud verslagen, een wolf der wildernissen zal hen verwoesten; een luipaard waakt tegen hun steden; al wie uit dezelve uitgaat, zal verscheurd worden; want hun overtredingen zijn vermenigvuldigd, hun afkeringen zijn machtig veel geworden.

7. Hoe zou Ik over zulks u vergeven? Uw kinderen verlaten Mij, en zweren bij hen, die geen God zijn; als Ik hen verzadigd heb, zo bedrijven zij overspel, en verzamelen bij hopen in het hoerenhuis.

8. Als welgevoederde hengsten zijn zij vroeg op; zij hunkeren een iegelijk naar zijns naasten huisvrouw.