Statenvertaling

Jeremia 4:21-27 Statenvertaling (SV1750)

21. Hoe lang zal ik de banier zien, het geluid der bazuin horen?

22. Zekerlijk, Mijn volk is dwaas, Mij kennen zij niet; het zijn zotte kinderen, en zij zijn niet verstandig; wijs zijn zij om kwaad te doen, maar goed te doen weten zij niet.

23. Ik zag het land aan, en ziet, het was woest en ledig; ook naar den hemel, en zijn licht was er niet.

24. Ik zag de bergen aan, en ziet, zij beefden; en al de heuvelen schudden.

25. Ik zag, en ziet, er was geen mens; en alle vogelen des hemels waren weggevlogen.

26. Ik zag, en ziet, het vruchtbare land was een woestijn, en al zijn steden waren afgebroken, vanwege den HEERE, vanwege de hittigheid Zijns toorns.

27. Want zo zegt de HEERE: Dit ganse land zal een woestijn zijn (doch Ik zal geen voleinding maken);