Statenvertaling

Jeremia 1:3-9 Statenvertaling (SV1750)

3. Ook geschiedde het tot hem in de dagen van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda, totdat voleind werd het elfde jaar van Zedekia, zoon van Josia, koning van Juda; totdat Jeruzalem gevankelijk werd weggevoerd in de vijfde maand.

4. Het woord des HEEREN dan geschiedde tot mij, zeggende:

5. Eer Ik u in moeders buik formeerde, heb Ik u gekend, en eer gij uit de baarmoeder voortkwaamt, heb Ik u geheiligd; Ik heb u den volken tot een profeet gesteld.

6. Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE! zie, ik kan niet spreken, want ik ben jong.

7. Maar de HEERE zeide tot mij: Zeg niet: Ik ben jong; want overal, waarhenen Ik u zenden zal, zult gij gaan, en alles, wat Ik u gebieden zal, zult gij spreken.

8. Vrees niet voor hun aangezicht, want Ik ben met u, om u te redden, spreekt de HEERE.

9. En de HEERE stak Zijn hand uit, en roerde mijn mond aan; en de HEERE zeide tot mij: Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond.