Statenvertaling

Jakobus 5:1-13 Statenvertaling (SV1750)

1. Welaan nu, gij rijken, weent en huilt over uw ellendigheden, die over u komen.

2. Uw rijkdom is verrot, en uw klederen zijn van de motten gegeten geworden;

3. Uw goud en zilver is verroest; en hun roest zal u zijn tot een getuigenis, en zal uw vlees als een vuur verteren; gij hebt schatten vergaderd in de laatste dagen.

4. Ziet, het loon der werklieden, die uw landen gemaaid hebben, welke van u verkort is, roept; en het geschrei dergenen, die geoogst hebben, is gekomen tot in de oren van den Heere Sebaoth.

5. Gij hebt lekkerlijk geleefd op de aarde, en wellusten gevolgd; gij hebt uw harten gevoed als in een dag der slachting.

6. Gij hebt veroordeeld, gij hebt gedood den rechtvaardige; en hij wederstaat u niet.

7. Zo zijt dan lankmoedig, broeders, tot de toekomst des Heeren. Ziet, de landman verwacht de kostelijke vrucht des lands, lankmoedig zijnde over dezelve, totdat het den vroegen en spaden regen zal hebben ontvangen.

8. Weest gij ook lankmoedig, versterkt uw harten; want de toekomst des Heeren genaakt.

9. Zucht niet tegen elkander, broeders, opdat gij niet veroordeeld wordt; ziet, de Rechter staat voor de deur.

10. Mijn broeders, neemt tot een voorbeeld des lijdens, en der lankmoedigheid de profeten, die in den Naam des Heeren gesproken hebben.

11. Ziet, wij houden hen gelukzalig, die verdragen; gij hebt de verdraagzaamheid van Job gehoord, en gij hebt het einde des Heeren gezien, dat de Heere zeer barmhartig is en een Ontfermer.

12. Doch voor alle dingen, mijn broeders, zweert niet, noch bij den hemel, noch bij de aarde, noch enigen anderen eed; maar uw ja, zij ja, en het neen, neen; opdat gij in geen oordeel valt.

13. Is iemand onder u in lijden? Dat hij bidde. Is iemand goedsmoeds? Dat hij psalmzinge.