Statenvertaling

Hooglied 6:7-13 Statenvertaling (SV1750)

7. Uw wangen zijn als een stuk van een granaatappel tussen uw vlechten.

8. Er zijn zestig koninginnen en tachtig bijwijven, en maagden zonder getal.

9. Een enige is Mijn duive, Mijn volmaakte, de enige harer moeder, zij is de zuivere dergenen, die haar gebaard heeft; als de dochters haar zien, zo zullen zij haar welgelukzalig roemen, de koninginnen en de bijwijven; en zij zullen haar prijzen.

10. Wie is zij, die er uitziet als de dageraad, schoon, gelijk de maan, zuiver als de zon, schrikkelijk als slagorden met banieren?

11. Ik ben tot den notenhof afgegaan om de groene vruchten der vallei te zien; om te zien, of de wijnstok bloeide, de granaatbomen uitbotten.

12. Eer ik het wist, zette mij mijn ziel op de wagens van mijn vrijwillig volk.

13. Keer weder, keer weder, o Sulammith! Keer weder, keer weder, dat wij u mogen aanzien. Wat ziet gijlieden de Sulammith aan? Zij is als een rei van twee heiren.