Statenvertaling

Hooglied 2:3-8 Statenvertaling (SV1750)

3. Als een appelboom onder de bomen des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen; ik heb groten lust in Zijn schaduw, en zit er onder, en Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet.

4. Hij voert mij in het wijnhuis, en de liefde is Zijn banier over mij.

5. Ondersteunt gijlieden mij met de flessen, versterkt mij met de appelen, want ik ben krank van liefde.

6. Zijn linkerhand zij onder mijn hoofd, en Zijn rechterhand omhelze mij.

7. Ik bezweer u, gij, dochteren van Jeruzalem! die bij de reeen, of bij de hinden des velds zijt, dat gij die liefde niet opwekt, noch wakker maakt, totdat het dezelve luste!

8. Dat is de stem mijns Liefsten, ziet Hem, Hij komt, springende op de bergen, huppelende op de heuvelen!