Statenvertaling

Hebreeën 7:14-26 Statenvertaling (SV1750)

14. Want het is openbaar, dat onze Heere uit Juda gesproten is; op welken stam Mozes niets gesproken heeft van het priesterschap.

15. En dit is nog veel meer openbaar, zo er naar de gelijkenis van Melchizedek een ander priester opstaat:

16. Die dit niet naar de wet des vleselijken gebods is geworden, maar naar de kracht des onvergankelijken levens.

17. Want Hij getuigt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek.

18. Want de vernietiging van het voorgaande gebod geschiedt om deszelfs zwakheids en onprofijtelijkheids wil;

19. Want de wet heeft geen ding volmaakt, maar de aanleiding van een betere hoop, door welke wij tot God genaken.

20. En voor zoveel het niet zonder eedzwering is geschied, (want genen zijn wel zonder eedzwering priesters geworden;

21. Maar Deze met eedzwering, door Dien, Die tot Hem gezegd heeft: De Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek).

22. Van een zoveel beter verbond is Jezus Borg geworden.

23. En genen zijn wel vele priesters geworden, omdat zij door den dood verhinderd werden altijd te blijven;

24. Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap.

25. Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden.

26. Want zodanig een Hogepriester betaamde ons, heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren, en hoger dan de hemelen geworden;