Statenvertaling

Hebreeën 3:10-16 Statenvertaling (SV1750)

10. Daarom was Ik vertoornd over dat geslacht, en sprak: Altijd dwalen zij met het hart, en zij hebben Mijn wegen niet gekend.

11. Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn; Indien zij in Mijn rust zullen ingaan!

12. Ziet toe, broeders, dat niet te eniger tijd in iemand van u zij een boos, ongelovig hart, om af te wijken van den levenden God;

13. Maar vermaant elkander te allen dage, zolang als het heden genaamd wordt, opdat niet iemand uit u verhard worde door de verleiding der zonde.

14. Want wij zijn Christus deelachtig geworden, zo wij anders het beginsel van dezen vasten grond tot het einde toe vast behouden;

15. Terwijl er gezegd wordt: Heden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt uw harten niet, gelijk in de verbittering geschied is.

16. Want sommigen, als zij die gehoord hadden, hebben Hem verbitterd, doch niet allen, die uit Egypte door Mozes uitgegaan zijn.