1. En de hogepriester zeide: Zijn dan deze dingen alzo?
2. En hij zeide: Gij mannen broeders en vaders, hoort toe: de God der heerlijkheid verscheen onzen vader Abraham, nog zijnde in Mesopotamie, eer hij woonde in Charran;
3. En zeide tot hem: Ga uit uw land en uit uw maagschap, en kom in een land, dat Ik u wijzen zal.