Statenvertaling

Handelingen 10:14-20 Statenvertaling (SV1750)

14. Maar Petrus zeide: Geenszins, Heere! want ik heb nooit gegeten iets, dat gemeen of onrein was.

15. En een stem geschiedde wederom ten tweeden male tot hem: Hetgeen God gereinigd heeft, zult gij niet gemeen maken.

16. En dit geschiedde tot drie maal; en het vat werd wederom opgenomen in den hemel.

17. En alzo Petrus in zichzelven twijfelde, wat toch het gezicht mocht zijn, dat hij gezien had, ziet, de mannen, die van Cornelius afgezonden waren, gevraagd hebbende naar het huis van Simon, stonden aan de poort.

18. En iemand geroepen hebbende, vraagden zij, of Simon, toegenaamd Petrus, daar te huis lag.

19. En als Petrus over dat gezicht dacht, zeide de Geest tot hem: Zie, drie mannen zoeken u;

20. Daarom sta op, en ga af, en reis met hen, niet twijfelende; want ik heb hen gezonden.