Statenvertaling

Habakuk 3:8-12 Statenvertaling (SV1750)

8. Was de HEERE ontstoken tegen de rivieren? Was Uw toorn tegen de rivieren, was Uw verbolgenheid tegen de zee, toen Gij op Uw paarden reedt? Uw wagens waren heil.

9. De naakte grond werd ontbloot door Uw boog, om de eden, aan de stammen gedaan door het woord. Sela. Gij hebt de rivieren der aarde gekloofd.

10. De bergen zagen U, en leden smart; de waterstroom ging door, de afgrond gaf zijn stem, hij hief zijn zijden op in de hoogte.

11. De zon en de maan stonden stil in haar woning; met het licht gingen Uw pijlen daarhenen, met glans Uw bliksemende spies.

12. Met gramschap tradt Gij door het land, met toorn dorstet Gij de heidenen.