Statenvertaling

Habakuk 3:1-9 Statenvertaling (SV1750)

1. Een gebed van Habakuk, den profeet, op Sjigjonoth.

2. HEERE! als ik Uw rede gehoord heb, heb ik gevreesd; Uw werk, o HEERE! behoud dat in het leven in het midden der jaren, maak het bekend in het midden der jaren; in den toorn gedenk des ontfermens.

3. God kwam van Theman, en de Heilige van den berg Paran. Sela. Zijn heerlijkheid bedekte de hemelen, en het aardrijk was vol van Zijn lof.

4. En er was een glans als des lichts, Hij had hoornen aan Zijn hand, en aldaar was Zijn sterkte verborgen.

5. Voor Zijn aangezicht ging de pestilentie, en de vurige kool ging voor Zijn voeten henen.

6. Hij stond, en mat het land, Hij zag toe, en maakte de heidenen los, en de gedurige bergen zijn verstrooid geworden; de heuvelen der eeuwigheid hebben zich gebogen; de gangen der eeuw zijn Zijne.

7. Ik zag de tenten van Kusan onder de ijdelheid; de gordijnen des lands van Midian schudden.

8. Was de HEERE ontstoken tegen de rivieren? Was Uw toorn tegen de rivieren, was Uw verbolgenheid tegen de zee, toen Gij op Uw paarden reedt? Uw wagens waren heil.

9. De naakte grond werd ontbloot door Uw boog, om de eden, aan de stammen gedaan door het woord. Sela. Gij hebt de rivieren der aarde gekloofd.