7. Maar gijlieden, weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt; teelt overvloediglijk voort op de aarde, en vermenigvuldigt op dezelve.
8. Voorts zeide God tot Noach, en tot zijn zonen met hem, zeggende:
9. Maar Ik, ziet, Ik richt Mijn verbond op met u, en met uw zaad na u;