Statenvertaling

Genesis 7:18-24 Statenvertaling (SV1750)

18. En de wateren namen de overhand, en vermeerderden zeer op de aarde; en de ark ging op de wateren.

19. En de wateren namen gans zeer de overhand op de aarde, zodat alle hoge bergen, die onder den gansen hemel zijn, bedekt werden.

20. Vijftien ellen omhoog namen de wateren de overhand, en de bergen werden bedekt.

21. En alle vlees, dat zich op de aarde roerde, gaf den geest, van het gevogelte, en van het vee, en van het wild gedierte, en van al het kruipend gedierte, dat op de aarde kroop, en alle mens.

22. Al wat een adem des geestes des levens in zijn neusgaten had, van alles wat op het droge was, is gestorven.

23. Alzo werd verdelgd al wat bestond, dat op den aardbodem was, van den mens aan tot het vee, tot het kruipend gedierte, en tot het gevogelte des hemels, en zij werden verdelgd van de aarde; doch Noach alleen bleef over, en wat met hem in de ark was.

24. En de wateren hadden de overhand boven de aarde, honderd en vijftig dagen.