Statenvertaling

Genesis 35:8-12 Statenvertaling (SV1750)

8. En Debora, de voedster van Rebekka, stierf, en zij werd begraven onder aan Beth-el; onder dien eik, welks naam hij noemde Allon-bachuth.

9. En God verscheen Jakob wederom, als hij van Paddan-aram gekomen was; en Hij zegende hem.

10. En God zeide tot hem: Uw naam is Jakob, uw naam zal voortaan niet Jakob genoemd worden, maar Israel zal uw naam zijn; en Hij noemde zijn naam Israel.

11. Voorts zeide God tot hem: Ik ben God de Almachtige! wees vruchtbaar, en vermenigvuldig! Een volk, ja, een hoop der volken zal uit u worden, en koningen zullen uit uw lenden voortkomen.

12. En dit land, dat Ik aan Abraham en Izak gegeven heb, dat zal Ik u geven; en aan uw zaad na u zal Ik dit land geven.