Statenvertaling

Genesis 32:22-27 Statenvertaling (SV1750)

22. En hij stond op in dienzelfden nacht, en hij nam zijn twee vrouwen, en zijn twee dienstmaagden, en zijn elf kinderen, en hij toog over het veer van de Jabbok.

23. En hij nam ze, en deed hen over die beek trekken; en hij deed overtrekken hetgeen hij had.

24. Doch Jakob bleef alleen over; en een man worstelde met hem, totdat de dageraad opging.

25. En toen Hij zag, dat Hij hem niet overmocht, roerde Hij het gewricht zijner heup aan, zodat het gewricht van Jakobs heup verwrongen werd, als Hij met hem worstelde.

26. En Hij zeide: Laat Mij gaan, want de dageraad is opgegaan. Maar hij zeide: Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent.

27. En Hij zeide tot hem: Hoe is uw naam? En hij zeide: Jakob.