Statenvertaling

Genesis 3:18-24 Statenvertaling (SV1750)

18. Ook zal het u doornen en distelen voortbrengen, en gij zult het kruid des velds eten.

19. In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren.

20. Voorts noemde Adam den naam zijner vrouw Heva, omdat zij een moeder aller levenden is.

21. En de HEERE God maakte voor Adam en zijn vrouw rokken van vellen, en toog ze hun aan.

22. Toen zeide de HEERE God: Ziet, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en het kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid.

23. Zo verzond hem de HEERE God uit den hof van Eden, om den aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen was.

24. En Hij dreef den mens uit; en stelde cherubim tegen het oosten des hofs van Eden, en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den boom des levens.