Statenvertaling

Genesis 28:7-12 Statenvertaling (SV1750)

7. En dat Jakob zijn vader en zijn moeder gehoorzaam geweest was, en naar Paddan-aram getrokken was;

8. En dat Ezau zag, dat de dochteren van Kanaan kwaad waren in de ogen van Izak, zijn vader;

9. Zo ging Ezau tot Ismael, en nam zich tot een vrouw boven zijn vrouwen, Mahalath, de dochter van Ismael, den zoon van Abraham, de zuster van Nebajoth.

10. Jakob dan toog uit van Ber-seba, en ging naar Haran.

11. En hij geraakte op een plaats, waar hij vernachtte; want de zon was ondergegaan; en hij nam van de stenen dier plaats, en maakte zijn hoofdpeluw, en leide zich te slapen te dierzelver plaats.

12. En hij droomde; en ziet, een ladder was gesteld op de aarde, welker opperste aan den hemel raakte; en ziet, de engelen Gods klommen daarbij op en neder.