Statenvertaling

Genesis 24:12-17 Statenvertaling (SV1750)

12. En hij zeide: HEERE! God van mijn heer Abraham! doe haar mij toch heden ontmoeten, en doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer.

13. Zie, ik sta bij de waterfontein, en de dochteren der mannen dezer stad zijn uitgaande om water te putten;

14. Zo geschiede, dat die jonge dochter, tot welke ik zal zeggen: Neig toch uw kruik, dat ik drinke; en zij zal zeggen: Drink, en ik zal ook uw kemelen drenken; diezelve zij, die Gij Uw knecht Izak toegewezen hebt, en dat ik daaraan bekenne, dat Gij weldadigheid bij mijn heer gedaan hebt.

15. En het geschiedde, eer hij geeindigd had te spreken, ziet, zo kwam Rebekka uit, welke aan Bethuel geboren was, de zoon van Milka, de huisvrouw van Nahor, de broeder van Abraham; en zij had haar kruik op haar schouder.

16. En die jonge dochter was zeer schoon van aangezicht, een maagd, en geen man had haar bekend; en zij ging af naar de fontein, en vulde haar kruik, en ging op.

17. Toen liep die knecht haar tegemoet, en hij zeide: Laat mij toch een weinig waters uit uw kruik drinken.