Statenvertaling

Genesis 21:27-34 Statenvertaling (SV1750)

27. En Abraham nam schapen en runderen, en gaf die aan Abimelech; en die beiden maakten een verbond.

28. Doch Abraham stelde zeven ooilammeren der kudde bijzonder.

29. Zo zeide Abimelech tot Abraham: Wat zullen hier deze zeven ooilammeren, die gij bijzonder gesteld hebt?

30. En hij zeide: Dat gij de zeven ooilammeren van mijn hand nemen zult, opdat het mij tot een getuigenis zij, dat ik dezen put gegraven heb.

31. Daarom noemde men die plaats Ber-seba, omdat die beiden daar gezworen hadden.

32. Alzo maakten zij een verbond te Ber-seba. Daarna stond Abimelech op, en Pichol, zijn krijgsoverste, en zij keerden wederom naar het land der Filistijnen.

33. En hij plantte een bos in Ber-seba, en riep aldaar den Naam des HEEREN, des eeuwigen Gods, aan.

34. En Abraham woonde als vreemdeling vele dagen in het land der Filistijnen.