Statenvertaling

Genesis 11:1-18 Statenvertaling (SV1750)

1. En de ganse aarde was van enerlei spraak en enerlei woorden.

2. Maar het geschiedde, als zij tegen het oosten togen, dat zij een laagte vonden in het land Sinear; en zij woonden aldaar.

3. En zij zeiden een ieder tot zijn naaste: Kom aan, laat ons tichelen strijken, en wel doorbranden! En de tichel was hun voor steen, en het lijm was hun voor leem.

4. En zij zeiden: Kom aan, laat ons voor ons een stad bouwen, en een toren, welks opperste in den hemel zij, en laat ons een naam voor ons maken, opdat wij niet misschien over de ganse aarde verstrooid worden!

5. Toen kwam de HEERE neder, om te bezien de stad en den toren, die de kinderen der mensen bouwden.

6. En de HEERE zeide: Ziet, zij zijn enerlei volk, en hebben allen enerlei spraak; en dit is het, dat zij beginnen te maken; maar nu, zoude hun niet afgesneden worden al wat zij bedacht hebben te maken?

7. Kom aan, laat Ons nedervaren, en laat Ons hun spraak aldaar verwarren, opdat iegelijk de spraak zijns naasten niet hore.

8. Alzo verstrooide hen de HEERE van daar over de ganse aarde; en zij hielden op de stad te bouwen.

9. Daarom noemde men haar naam Babel; want aldaar verwarde de HEERE de spraak der ganse aarde, en van daar verstrooide hen de HEERE over de ganse aarde.

10. Deze zijn de geboorten van Sem: Sem was honderd jaren oud, en gewon Arfachsad, twee jaren na den vloed.

11. En Sem leefde, nadat hij Arfachsad gewonnen had, vijfhonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

12. En Arfachsad leefde vijf en dertig jaren, en hij gewon Selah.

13. En Arfachsad leefde, nadat hij Selah gewonnen had, vierhonderd en drie jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

14. En Selah leefde dertig jaren, en hij gewon Heber.

15. En Selah leefde, nadat hij Heber gewonnen had, vierhonderd en drie jaren, en hij gewon zonen en dochteren.

16. En Heber leefde vier en dertig jaren, en gewon Peleg.

17. En Heber leefde, nadat hij Peleg gewonnen had, vierhonderd en dertig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

18. En Peleg leefde dertig jaren, en hij gewon Rehu.