Statenvertaling

Filémon 1:8-18 Statenvertaling (SV1750)

8. Daarom, hoewel ik grote vrijmoedigheid heb in Christus, om u te bevelen, hetgeen betamelijk is;

9. Zo bid ik nochtans liever door de liefde, daar ik zodanig een ben, te weten Paulus, een oud man, en nu ook een gevangene van Jezus Christus.

10. Ik bid u dan voor mijn zoon, denwelken ik in mijn banden heb geteeld, namelijk Onesimus;

11. Die eertijds u onnut was, maar nu u en mij zeer nuttig; denwelken ik wedergezonden heb.

12. Doch gij, neem hem, dat is mijn ingewanden, weder aan;

13. Denwelken ik wel had willen bij mij behouden, opdat hij mij voor u dienen zou in de banden des Evangelies.

14. Maar ik heb zonder uw goedvinden niets willen doen, opdat uw goeddadigheid niet zou zijn als naar bedwang, maar naar vrijwilligheid.

15. Want veellicht is hij daarom voor een kleinen tijd van u gescheiden geweest, opdat gij hem eeuwig zoudt weder hebben.

16. Nu voortaan niet als een dienstknecht, maar meer dan een dienstknecht, namelijk een geliefden broeder, inzonderheid mij, hoeveel te meer dan u, beide in het vlees en in den Heere.

17. Indien gij mij dan houdt voor een metgezel, zo neem hem aan, gelijk als mij.

18. En indien hij u iets verongelijkt heeft, of schuldig is, reken dat mij toe.