Statenvertaling

Ezra 2:10-25 Statenvertaling (SV1750)

10. De kinderen van Bani, zeshonderd twee en veertig.

11. De kinderen van Bebai, zeshonderd drie en twintig.

12. De kinderen van Azgad, duizend tweehonderd twee en twintig.

13. De kinderen van Adonikam, zeshonderd zes en zestig.

14. De kinderen van Bigvai, twee duizend zes en vijftig.

15. De kinderen van Adin, vierhonderd vier en vijftig.

16. De kinderen van Ater, van Hizkia, acht en negentig.

17. De kinderen van Bezai, driehonderd drie en twintig.

18. De kinderen van Jora, honderd en twaalf.

19. De kinderen van Hasum, tweehonderd drie en twintig.

20. De kinderen van Gibbar, vijf en negentig.

21. De kinderen van Bethlehem, honderd drie en twintig.

22. De mannen van Netofa, zes en vijftig.

23. De mannen van Anathoth, honderd acht en twintig.

24. De kinderen van Azmaveth, twee en veertig.

25. De kinderen van Kirjath-arim, Cefira en Beeroth, zevenhonderd drie en veertig.