1. Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
2. Mensenkind! zet uw aangezicht tegen het gebergte Seir, en profeteer tegen hetzelve,
3. En zeg tot hetzelve: Alzo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o gebergte Seir! en Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken, en zal u stellen tot een verwoesting en een strik.