Statenvertaling

Ezechiël 12:5-10 Statenvertaling (SV1750)

5. Doorgraaf u den wand voor hun ogen, en breng daardoor uw gereedschap uit.

6. Voor hun ogen zult gij het op de schouders dragen, in donker zult gij het uitbrengen; uw aangezicht zult gij bedekken, dat gij het land niet ziet; want Ik heb u den huize Israels tot een wonderteken gegeven.

7. En ik deed alzo, gelijk als mij bevolen was; ik bracht mijn gereedschap uit bij dag, als het gereedschap dergenen, die vertrekken; daarna in den avond doorgroef ik mij den wand met de hand; ik bracht het uit in donker, en ik droeg het op den schouder voor hun ogen.

8. En des morgens geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende:

9. Mensenkind, heeft niet het huis Israels, het wederspannig huis, tot u gezegd: Wat doet gij?

10. Zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Deze last is tegen den vorst te Jeruzalem, en het ganse huis Israels, dat in het midden van hen is.