Statenvertaling

Exodus 6:1-4 Statenvertaling (SV1750)

1. (5:24) Toen zeide de HEERE tot Mozes: Nu zult gij zien, wat Ik aan Farao doen zal; want door een machtige hand zal hij hen laten trekken, ja, door een machtige hand zal hij hen uit zijn land drijven.

2. (6:1) Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE,

3. (6:2) En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest.

4. (6:3) En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn.