Statenvertaling

Exodus 34:23-35 Statenvertaling (SV1750)

23. Al wat mannelijk is onder u zal driemaal in het jaar verschijnen voor het aangezicht des Heeren HEEREN, den God van Israel.

24. Wanneer Ik de volken voor uw aangezicht uit de bezitting zal verdrijven, en uw landpalen verwijden, dan zal niemand uw land begeren, terwijl gij henen opgaan zult, om te verschijnen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods, driemaal in het jaar.

25. Gij zult het bloed van Mijn slachtoffer niet offeren met gedesemd brood; het slachtoffer van het paasfeest zal ook niet vernachten tot den morgen.

26. De eerstelingen van de eerste vruchten uws lands zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult het bokje in de melk zijner moeder niet koken.

27. Verder zeide de HEERE tot Mozes: Schrijf u deze woorden; want naar luid dezer woorden heb Ik een verbond met u en met Israel gemaakt.

28. En hij was aldaar met den HEERE, veertig dagen en veertig nachten; hij at geen brood, en hij dronk geen water; en Hij schreef op de tafelen de woorden des verbonds, de tien woorden.

29. En het geschiedde, toen Mozes van den berg Sinai afging (de twee tafelen der getuigenis nu waren in de hand van Mozes, als hij van den berg afging), zo wist Mozes niet, dat het vel zijns aangezichts glinsterde, toen Hij met hem sprak.

30. Als nu Aaron en al de kinderen Israels Mozes aanzagen, ziet, zo glinsterde het vel zijns aangezichts; daarom vreesden zij tot hem toe te treden.

31. Toen riep Mozes hen; en Aaron, en al de oversten in de vergadering keerden weder tot hem; en Mozes sprak tot hen.

32. En daarna traden al de kinderen Israels toe; en hij gebood hun al wat de HEERE met hem gesproken had op den berg Sinai.

33. Alzo eindigde Mozes met hen te spreken, en hij had een deksel op zijn aangezicht gelegd.

34. Doch als Mozes voor het aangezicht des HEEREN kwam, om met Hem te spreken, zo nam hij het deksel af, totdat hij uitging; en nadat hij uitgegaan was, zo sprak hij tot de kinderen Israels, wat hem geboden was.

35. Zo zagen dan de kinderen Israels het aangezicht van Mozes, dat het vel van het aangezicht van Mozes glinsterde; derhalve deed Mozes het deksel weder op zijn aangezicht, totdat hij inging om met Hem te spreken.