Statenvertaling

Exodus 26:8-15 Statenvertaling (SV1750)

8. De lengte ener gordijn zal dertig ellen zijn, en de breedte ener gordijn vier ellen; deze elf gordijnen zullen een maat hebben.

9. En gij zult vijf dezer gordijnen aan elkander bijzonder voegen, en zes dezer gordijnen bijzonder; en de zesde dezer gordijnen zult gij dubbel maken, recht voorop de tent.

10. En gij zult vijftig striklisjes maken aan den kant van de ene gordijn, het uiterste in de samenvoeging, en vijftig striklisjes aan den kant van de gordijn, die de tweede samenvoegende is.

11. Gij zult ook vijftig koperen haakjes maken, en gij zult de haakjes in de striklisjes doen, en gij zult de tent samenvoegen, dat zij een zij.

12. Het overige nu, dat overschiet aan de gordijnen der tent, de helft der gordijn, die overschiet, zal overhangen, aan de achterste delen des tabernakels.

13. En een el van deze, en een el van gene zijde van hetgeen, dat overig zijn zal aan de lengte van de gordijnen der tent, zal overhangen aan de zijden des tabernakels, aan deze en aan gene zijde, om dien te bedekken.

14. Gij zult ook voor de tent een deksel maken van roodgeverfde ramsvellen, en daarover een deksel van dassenvellen.

15. Gij zult ook tot den tabernakel staande berderen maken, van sittimhout.