Statenvertaling

Efeziërs 5:4-15 Statenvertaling (SV1750)

4. Noch oneerbaarheid, noch zot geklap, of gekkernij, welke niet betamen; maar veelmeer dankzegging.

5. Want dit weet gij, dat geen hoereerder, of onreine, of gierigaard, die een afgodendienaar is, erfenis heeft in het Koninkrijk van Christus en van God.

6. Dat u niemand verleide met ijdele woorden; want om deze dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid.

7. Zo zijt dan hun medegenoten niet.

8. Want gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in den Heere; wandelt als kinderen des lichts.

9. (Want de vrucht des Geestes is in alle goedigheid, en rechtvaardigheid, en waarheid),

10. Beproevende wat den Heere welbehagelijk zij.

11. En hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis, maar bestraft ze ook veeleer.

12. Want hetgeen heimelijk van hen geschiedt, is schandelijk ook te zeggen.

13. Maar al deze dingen, van het licht bestraft zijnde, worden openbaar; want al wat openbaar maakt, is licht.

14. Daarom zegt Hij: Ontwaakt, gij, die slaapt, en staat op uit de doden; en Christus zal over u lichten.

15. Ziet dan, hoe gij voorzichtiglijk wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen.