Statenvertaling

Deuteronomium 27:12-21 Statenvertaling (SV1750)

12. Dezen zullen staan, om het volk te zegenen op den berg Gerizim, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn: Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Jozef, en Benjamin.

13. En dezen zullen staan over den vloek op den berg Ebal: Ruben, Gad en Aser, Zebulon, Dan en Nafthali.

14. En de Levieten zullen betuigen en zeggen tot allen man van Israel, met verhevene stem:

15. Vervloekt zij de man, die een gesneden of gegoten beeld, een gruwel des HEEREN, een werk van 's werkmeesters handen, zal maken, en zetten in het verborgene! En al het volk zal antwoorden en zeggen: Amen.

16. Vervloekt zij, die zijn vader of zijn moeder veracht! En al het volk zal zeggen: Amen.

17. Vervloekt zij, die zijns naasten landpale verrukt! En al het volk zal zeggen: Amen.

18. Vervloekt zij, die een blinde op den weg doet dolen! En al het volk zal zeggen: Amen.

19. Vervloekt zij, die het recht van den vreemdeling, van den wees en van de weduwe buigt! En al het volk zal zeggen: Amen.

20. Vervloekt zij, die bij de vrouw zijns vaders ligt, omdat hij zijns vaders slippe ontdekt heeft! En al het volk zal zeggen: Amen.

21. Vervloekt zij, die bij enig beest ligt! En al het volk zal zeggen: Amen.