Statenvertaling

Deuteronomium 14:1-4 Statenvertaling (SV1750)

1. Gijlieden zijt kinderen des HEEREN, uws Gods; gij zult uzelven niet snijden, noch kaalheid maken tussen uw ogen, over een dode.

2. Want gij zijt een heilig volk den HEERE, uw God; en u heeft de HEERE verkoren, om Hem tot een volk des eigendoms te zijn, uit al de volken, die op den aardbodem zijn.

3. Gij zult geen gruwel eten.

4. Dit zijn de beesten, die gijlieden eten zult; een os, klein vee der schapen, en klein vee der geiten;