Statenvertaling

Daniël 5:22-27 Statenvertaling (SV1750)

22. En gij, Belsazar, zijn zoon! hebt uw hart niet vernederd, alhoewel gij dit alles wel geweten hebt.

23. Maar gij hebt u verheven tegen den Heere des hemels, en men heeft de vaten van Zijn huis voor u gebracht, en gij, en uw geweldigen, uw vrouwen, en uw bijwijven hebben wijn uit dezelve gedronken, en de goden van zilver en goud, koper, ijzer, hout en steen, die niet zien, noch horen, noch weten, hebt gij geprezen; maar dien God, in Wiens hand uw adem is, en bij Wien al uw paden zijn, hebt gij niet verheerlijkt.

24. Toen is dat deel der hand van Hem gezonden, en dit schrift getekend geworden.

25. Dit nu is het schrift, dat daar getekend is: MENE, MENE, TEKEL, UPHARSIN.

26. Dit is de uitlegging dezer woorden: MENE; God heeft uw koninkrijk geteld, en Hij heeft het voleind.

27. TEKEL; gij zijt in weegschalen gewogen; en gij zijt te licht gevonden.