Statenvertaling

2 Samuël 5:17-22 Statenvertaling (SV1750)

17. Als nu de Filistijnen hoorden, dat zij David ten koning over Israel gezalfd hadden, zo togen alle Filistijnen op om David te zoeken; en David, dat horende, toog af, naar den burg.

18. En de Filistijnen kwamen en verspreidden zich in het dal Refaim.

19. Zo vraagde David den HEERE, zeggende: Zal ik optrekken tegen de Filistijnen? Zult Gij ze in mijn hand geven? En de HEERE zeide tot David: Trek op, want Ik zal de Filistijnen zekerlijk in uw hand geven.

20. Toen kwam David te Baal-perazim; en David sloeg hen aldaar, en zeide: De HEERE heeft mijn vijanden voor mijn aangezicht gescheurd, als een scheur der wateren; daarom noemde hij den naam derzelve plaats, Baal-perazim.

21. En zij lieten hun afgoden aldaar; en David en zijn mannen namen ze op.

22. Daarna togen de Filistijnen weder op; en zij verspreidden zich in het dal Refaim.