Statenvertaling

2 Samuël 5:14-22 Statenvertaling (SV1750)

14. En dit zijn de namen dergenen, die hem te Jeruzalem geboren zijn: Schammua, en Schobab, en Nathan, en Salomo.

15. En Ibchar, en Elischua en Nefeg, en Jafia,

16. En Elischama, en Eljada, en Elifeleth.

17. Als nu de Filistijnen hoorden, dat zij David ten koning over Israel gezalfd hadden, zo togen alle Filistijnen op om David te zoeken; en David, dat horende, toog af, naar den burg.

18. En de Filistijnen kwamen en verspreidden zich in het dal Refaim.

19. Zo vraagde David den HEERE, zeggende: Zal ik optrekken tegen de Filistijnen? Zult Gij ze in mijn hand geven? En de HEERE zeide tot David: Trek op, want Ik zal de Filistijnen zekerlijk in uw hand geven.

20. Toen kwam David te Baal-perazim; en David sloeg hen aldaar, en zeide: De HEERE heeft mijn vijanden voor mijn aangezicht gescheurd, als een scheur der wateren; daarom noemde hij den naam derzelve plaats, Baal-perazim.

21. En zij lieten hun afgoden aldaar; en David en zijn mannen namen ze op.

22. Daarna togen de Filistijnen weder op; en zij verspreidden zich in het dal Refaim.