31. Abi-albon, de Arbathiet; Azmaveth, de Barhumiet;
32. Eljachba, de Saalboniet; van de zonen van Jazen, Jonathan;
33. Samma, de Harariet; Ahiam, de zoon van Sarar, de Harariet;
34. Elifelet, de zoon van Ahasbai, de zoon van een Maachathiet; Eliam, de zoon van Achitofel, de Giloniet;
35. Hezrai, de Karmeliet; Paerai, de Arbiet;
36. Jig-al, de zoon van Nathan, van Zoba; Bani, de Gadiet;
37. Zelek, de Ammoniet; Naharai, de Beerothiet, de wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja;
38. Ira, de Jethriet; Gareb, de Jethriet;
39. Uria, de Hethiet, zeven en dertig in alles.