Statenvertaling

2 Samuël 23:29-39 Statenvertaling (SV1750)

29. Heleb, de zoon van Baena, de Netofathiet; Ithai, de zoon van Ribai, van Gibea der kinderen Benjamins;

30. Benaja, de Pirhathoniet; Hiddai, van de beken van Gaas;

31. Abi-albon, de Arbathiet; Azmaveth, de Barhumiet;

32. Eljachba, de Saalboniet; van de zonen van Jazen, Jonathan;

33. Samma, de Harariet; Ahiam, de zoon van Sarar, de Harariet;

34. Elifelet, de zoon van Ahasbai, de zoon van een Maachathiet; Eliam, de zoon van Achitofel, de Giloniet;

35. Hezrai, de Karmeliet; Paerai, de Arbiet;

36. Jig-al, de zoon van Nathan, van Zoba; Bani, de Gadiet;

37. Zelek, de Ammoniet; Naharai, de Beerothiet, de wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja;

38. Ira, de Jethriet; Gareb, de Jethriet;

39. Uria, de Hethiet, zeven en dertig in alles.