Statenvertaling

2 Samuël 22:26-38 Statenvertaling (SV1750)

26. Bij den goedertierene houdt Gij U goedertieren; bij den oprechten held houdt Gij U oprecht.

27. Bij den reine houdt Gij U rein; maar bij den verkeerde houdt Gij U verdraaid.

28. En Gij verlost het bedrukte volk; maar Uw ogen zijn tegen de hogen, Gij zult hen vernederen.

29. Want Gij zijt mijn Lamp, o HEERE, en de HEERE doet mijn duisternis opklaren.

30. Want met U loop ik door een bende; met mijn God spring ik over een muur.

31. Gods weg is volmaakt; de rede des HEEREN is doorlouterd; Hij is een Schild allen, die op Hem betrouwen.

32. Want wie is God, behalve de HEERE, en wie is een rotssteen, behalve onze God?

33. God is mijn Sterkte en Kracht; en Hij heeft mijn weg volkomen geopend.

34. Hij maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en stelt mij op mijn hoogten.

35. Hij leert mijn handen ten strijde, zodat een stalen boog met mijn armen verbroken is.

36. Ook hebt Gij mij gegeven het schild Uws heils, en door Uw verootmoedigen hebt Gij mij groot gemaakt.

37. Gij hebt mijn voetstap ruim gemaakt onder mij; en mijn enkelen hebben niet gewankeld.

38. Ik vervolgde mijn vijanden, en verdelgde hen, en keerde niet weder, totdat ik ze verdaan had.