Statenvertaling

2 Samuël 22:21-32 Statenvertaling (SV1750)

21. De HEERE vergold mij naar mijn gerechtigheid; Hij gaf mij weder naar de reinigheid mijner handen.

22. Want ik heb des HEEREN wegen gehouden, en ben van mijn God niet goddelooslijk afgegaan.

23. Want al Zijn rechten waren voor mij, en Zijn inzettingen, daarvan week ik niet af.

24. Maar ik was oprecht voor Hem; en ik wachtte mij voor mijn ongerechtigheid.

25. Zo gaf mij de HEERE weder naar mijn gerechtigheid, naar mijn reinigheid, voor Zijn ogen.

26. Bij den goedertierene houdt Gij U goedertieren; bij den oprechten held houdt Gij U oprecht.

27. Bij den reine houdt Gij U rein; maar bij den verkeerde houdt Gij U verdraaid.

28. En Gij verlost het bedrukte volk; maar Uw ogen zijn tegen de hogen, Gij zult hen vernederen.

29. Want Gij zijt mijn Lamp, o HEERE, en de HEERE doet mijn duisternis opklaren.

30. Want met U loop ik door een bende; met mijn God spring ik over een muur.

31. Gods weg is volmaakt; de rede des HEEREN is doorlouterd; Hij is een Schild allen, die op Hem betrouwen.

32. Want wie is God, behalve de HEERE, en wie is een rotssteen, behalve onze God?