Statenvertaling

2 Samuël 22:18-36 Statenvertaling (SV1750)

18. Hij verloste mij van mijn sterken vijand, van mijn haters, omdat zij machtiger waren dan ik.

19. Zij hadden mij bejegend ten dage mijns ongevals; maar de HEERE was mij een Steunsel.

20. En Hij voerde mij uit in de ruimte, en rukte mij uit, want Hij had lust aan mij.

21. De HEERE vergold mij naar mijn gerechtigheid; Hij gaf mij weder naar de reinigheid mijner handen.

22. Want ik heb des HEEREN wegen gehouden, en ben van mijn God niet goddelooslijk afgegaan.

23. Want al Zijn rechten waren voor mij, en Zijn inzettingen, daarvan week ik niet af.

24. Maar ik was oprecht voor Hem; en ik wachtte mij voor mijn ongerechtigheid.

25. Zo gaf mij de HEERE weder naar mijn gerechtigheid, naar mijn reinigheid, voor Zijn ogen.

26. Bij den goedertierene houdt Gij U goedertieren; bij den oprechten held houdt Gij U oprecht.

27. Bij den reine houdt Gij U rein; maar bij den verkeerde houdt Gij U verdraaid.

28. En Gij verlost het bedrukte volk; maar Uw ogen zijn tegen de hogen, Gij zult hen vernederen.

29. Want Gij zijt mijn Lamp, o HEERE, en de HEERE doet mijn duisternis opklaren.

30. Want met U loop ik door een bende; met mijn God spring ik over een muur.

31. Gods weg is volmaakt; de rede des HEEREN is doorlouterd; Hij is een Schild allen, die op Hem betrouwen.

32. Want wie is God, behalve de HEERE, en wie is een rotssteen, behalve onze God?

33. God is mijn Sterkte en Kracht; en Hij heeft mijn weg volkomen geopend.

34. Hij maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en stelt mij op mijn hoogten.

35. Hij leert mijn handen ten strijde, zodat een stalen boog met mijn armen verbroken is.

36. Ook hebt Gij mij gegeven het schild Uws heils, en door Uw verootmoedigen hebt Gij mij groot gemaakt.