Statenvertaling

2 Samuël 1:7-11 Statenvertaling (SV1750)

7. Zo zag hij achter zich om, en zag mij, en hij riep mij, en ik zeide: Zie, hier ben ik.

8. En hij zeide tot mij: Wie zijt gij? En ik zeide tot hem: Ik ben een Amalekiet.

9. Toen zeide hij tot mij: Sta toch bij mij, en dood mij; want deze malienkolder heeft mij opgehouden; want mijn leven is nog gans in mij.

10. Zo stond ik bij hem, en doodde hem; want ik wist, dat hij na zijn val niet leven zou; en ik nam de kroon, die op zijn hoofd was, en het armgesmijde, dat aan zijn arm was, en heb ze hier tot mijn heer gebracht.

11. Toen vatte David zijn klederen en scheurde ze; desgelijks ook al de mannen, die met hem waren.