Statenvertaling

2 Corinthiërs 8:11-19 Statenvertaling (SV1750)

11. Maar nu voleindigt ook het doen; opdat, gelijk als er geweest is de volvaardigheid des gemoeds om te willen, er ook alzo zij het voleindigen uit hetgeen gij hebt.

12. Want indien te voren de volvaardigheid des gemoeds daar is, zo is iemand aangenaam naar hetgeen hij heeft, niet naar hetgeen hij niet heeft.

13. Want dit zeg ik niet, opdat anderen zouden verlichting hebben, en gij verdrukking;

14. Maar opdat uit gelijkheid, in dezen tegenwoordigen tijd, uw overvloed zij om hun gebrek te vervullen; opdat ook hun overvloed zij om uw gebrek te vervullen, opdat er gelijkheid worde.

15. Gelijk geschreven is: Die veel verzameld had, had niet over; en die weinig verzameld had, had niet te weinig.

16. Doch Gode zij dank, Die dezelfde naarstigheid voor u in het hart van Titus gegeven heeft;

17. Dat hij de vermaning heeft aangenomen, en zeer naarstig zijnde, gewillig tot u gereisd is.

18. En wij hebben ook met hem gezonden den broeder, die lof heeft in het Evangelie door al de Gemeenten;

19. En dat niet alleen, maar hij is ook van de Gemeenten verkoren, om met ons te reizen met deze gave, die van ons bediend wordt tot de heerlijkheid des Heeren Zelven, en de volvaardigheid uws gemoeds;