14. Want indien ik iets bij hem over u geroemd heb, zo ben ik niet beschaamd geworden; maar gelijk wij alles met waarheid tot u gesproken hebben, alzo is ook onze roem, dien ik bij Titus geroemd heb, waarheid geworden.
15. En zijn innerlijke bewegingen zijn te overvloediger jegens u, als hij u aller gehoorzaamheid overdenkt, hoe gij hem met vreze en beven hebt ontvangen.
16. Ik verblijde mij dan, dat ik in alles van u vertrouwen mag hebben.