Statenvertaling

2 Corinthiërs 11:13-23 Statenvertaling (SV1750)

13. Want zulke valse apostelen zijn bedriegelijke arbeiders, zich veranderende in apostelen van Christus.

14. En het is geen wonder; want de satan zelf verandert zich in een engel des lichts.

15. Zo is het dan niets groots, indien ook zijn dienaars zich veranderen, als waren zij dienaars der gerechtigheid; van welke het einde zal zijn naar hun werken.

16. Ik zeg wederom, dat niemand mene, dat ik onwijs ben; doch zo niet, neemt mij dan aan als een onwijze, opdat ik ook een weinig moge roemen.

17. Dat ik spreek, spreek ik niet naar den Heere, maar als in onwijsheid, in dezen vasten grond der roeming.

18. Dewijl velen roemen naar het vlees, zo zal ik ook roemen.

19. Want gij verdraagt gaarne de onwijzen, dewijl gij wijs zijt.

20. Want gij verdraagt het, zo u iemand dienstbaar maakt, zo u iemand opeet, zo iemand van u neemt, zo zich iemand verheft, zo u iemand in het aangezicht slaat.

21. Ik zeg dit naar oneer, gelijk of wij zwak waren geweest; maar waarin iemand stout is (ik spreek in onwijsheid), daarin ben ik ook stout.

22. Zijn zij Hebreen? Ik ook. Zijn zij Israelieten? Ik ook. Zijn zij het zaad van Abraham? Ik ook.

23. Zijn zij dienaars van Christus? (ik spreek onwijs zijnde) ik ben boven hen; in arbeid overvloediger, in slagen uitnemender, in gevangenissen overvloediger, in doods gevaar menigmaal.